Legal

This database is being updated.

Home - Employee - Employee conditions - Vacantiewet 1975

Law / Resolution

Vacantiewet 1975

Level

Laws

Summary

WET van 24 november 1975, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot het verlenen van jaarlijkse vacantie aan werknemers (Vacantiewet 1975) (S.B. 1975 no. 164c).

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet en de ter uitvoering daarvan gestelde besluiten wordt verstaan onder:
werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 1613a van het Surinaams Burgerlijk Wetboek;
werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1613a van het Surinaams Burgerlijk Wetboek;
loon: elke vergoeding, welke de werknemer voor zijn arbeid van de werkgever ontvangt, uitgezonderd overwerkgelden en vergoedingen voor het tijdelijk verrichten van werkzaamheden buiten zijn gewone arbeid.
Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat in verstrekkingen in natura, wordt de gelds-waarde daarvan geschat.
Voor de toepassing dezer wet gelden als loon tevens fooien of andere ontvangsten van derden, welke verband houden met ten behoeve van de werkgever verrichte arbeid, en die door de werkgever ontvangen en verrekend worden.
Ten aanzien van volontairs, leerlingen en dergelijke personen wordt als loon aangenomen het minimumloon, dat een betaalde werknemer in hetzelfde bedrijf voor dezelfde of voor nagenoeg dezelfde werkzaamheden geniet;
vacantie: de door de werknemer gedurende de dienstbetrekking te genieten vrije dagen volgens deze wet;
direkteur: de Direkteur van Arbeid en Volkshuisvesting.

Artikel 2

1. Iedere werkgever is verplicht aan zijn werknemers een jaarlijkse vacantie te verlenen met inachtneming van het in deze wet bepaalde.
2. Iedere werknemer is gerechtigd doch draagt tevens de plicht tot het genieten van een jaarlijkse vacantie met inachtneming van het in deze wet bepaalde.

Artikel 3
1. Op generlei wijze kan de aanspraak op en het genieten van vacantie worden tenietgedaan. Elk beding ter zake is verboden en nietig.
2. Het is de werknemer verboden gedurende de vacantie tegen betaling in welke vorm dan ook arbeid te verrichten.

Artikel 4

Nietig en van onwaarde is iedere voorwaarde, welke erop is gericht de aanspraak op vacantie geheel of gedeeltelijk afhankelijk te doen zijn van de verlenging of wijziging van de arbeidsovereenkomst dan wel van het aangaan van enige andere arbeidsovereenkomst.

Artikel 5

Van het bepaalde in deze wet kan bij overeenkomst ten voordele van de werknemer worden afgeweken.

Artikel 6
Onverminderd de bepalingen van deze wet kunnen omtrent de regelen betreffende de vacantie bij staatsbesluit aanvullende voorschriften worden vastgesteld.

DE VACANTIE

Artikel 7
1. Het aantal vacantiedagen bedraagt voor de werknemer, die een kalenderjaar onafgebroken in dienst is geweest bij dezelfde werkgever, twaalf werkdagen.
Elk volgend kalenderjaar, dat de werknemer onafgebroken in dienst is geweest bij dezelfde werkgever, wordt het aantal vacantiedagen telkens met twee werkdagen verhoogd tot een maximum van achttien werkdagen is bereikt.
2. De vacantie wordt genoten met behoud van loon.
3. Voor het tijdvak, waarin de werknemer gedurende het eerste kalenderjaar onafgebroken in dienst geweest is bij dezelfde werkgever, heeft de werknemer aanspraak op één werkdag vacantie voor elke volle maand diensttijd, indien de dienstbetrekking geen vol kalenderjaar heeft geduurd.
4. Door de President kan voor bepaalde groepen van werknemers een regeling worden getroffen, die afwijkt van het bepaalde in het eerste lid; evenwel met handhaving van een minimum van twaalf vacantiedagen.

Artikel 8
1. De werknemer wordt geacht een jaar onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever te zijn geweest, indien hij in het afgelopen kalenderjaar, ten hoogste dertig werkdagen geoorloofd heeft verzuimd, anders dan om reden van ziekte of ongeval.
2. Ingeval de werknemer meer dan dertig dagen geoorloofd heeft verzuimd, anders dan om reden van ziekte of ongeval, zal aan hem een proportioneel deel van de vakantie worden toegekend, die hij genoten zou hebben bij een vol jaar onafgebroken diensttijd bij dezelfde werkgever.

Artikel 9
1. De vacantiedagen worden, behoudens het bepaalde in artikel 12, genoten telkenmale na afloop van een kalenderjaar en wel binnen de loop van het jaar daarna.
2. De vacantiedagen worden genoten:
a. door werknemers, die recht hebben op niet meer dan zes werkdagen vacantie, in een aaneengesloten periode;
b. door werknemers, die recht hebben om meer dan zes werkdagen in één of meer
perioden, waarvan één tenminste een periode van zes werkdagen.
3. Van het bepaalde in het voorgaande lid kan door of vanwege de Directeur voorwaardelijk of onvoorwaardelijk ontheffing worden verleend, hetzij ten aanzien van bepaalde groepen van werknemers, hetzij ten aanzien van een bepaalde werknemer.

Artikel 10

1. De werkgever is gehouden gedurende de vacantiedagen aan de werknemer naast zijn loon een vacantietoelage te betalen, welke toelage gelijk is aan de helft van het loon, waarop de werknemer gedurende de vacantiedagen aanspraak heeft.
2. Uitkering en kosten door de werkgever ten behoeve van de werknemer, uitsluitend in verband met diens vacantie in een bepaald jaar betaald, kunnen in dat jaar worden gerekend met de vacantietoelage.
3. De werkgever is als regel gehouden de vacantietoelage te betalen over het aantal werkdagen, dat de werknemer in enige periode overeenkomstig het bepaalde in artikel zeven als vacantie geniet.
4. Indien de werknemer zijn vakantie geniet over een periode van zes dagen of meer, is de werkgever verplicht hem tenminste over die periode de vakantietoelage uit te betalen.
5. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is de vacantietoelage niet vatbaar voor enig beslag, verrekening of compensatie, anders dan indien het dient tot verhaal van belastingschulden of ter voldoening aan een alimentatieplicht.

Artikel 11

1. Het tijdstip van begin en eind van de vacantie wordt door de werkgever tijdig in overleg met de werknemer vastgesteld. De werkgever houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de belangen en verlangens van de werknemer.
2. Indien bij Collectieve Arbeidsovereenkomst of op andere wijze schriftelijk mocht zijn overeengekomen dat de vacantie geheel of gedeeltelijk in een bepaalde periode door het gehele bedrijf, de onderneming of de gehele bedrijfstak zal worden genoten, kan van het eerste lid worden afgeweken.

Artikel 12

1. De werknemer, die anders dan om dringende reden ontslag krijgt, heeft op de datum waarop het ontslag ingaat, recht op zoveel twaalfden van het aantal vacantiedagen waarop hij aan het eind van het kalenderjaar aanspraak zou hebben gemaakt, als hij in het lopende jaar volle maanden in dienst is geweest.
2. In plaats van de in het vorig lid bedoelde vacantie wordt bij het beëindigen van de dienstbetrekking aan de werknemer een bedrag in geld uitgekeerd gelijk aan het volle loon over de niet genoten vacantiedagen vermeerderd met de vacantietoelage.
3. Het bepaalde in het voorgaande lid is mede van toepassing voor de bij de
beëindiging van de dienstbetrekking nog niet genoten vacantiedagen, waarop de werknemer aanspraak heeft.
4. Verrekening van vacantiedagen met de termijn van opzegging is verboden.

HET TOEZICHT

Artikel 13-1

1. Het toezicht op de naleving van het bij deze wet bepaalde is opgedragen, behalve aan de in artikel 8 van het Surinaams Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, aan de Directeur en de ambtenaren van de Dienst der Arbeidsinspectie.
2. De in het eerste lid bedoelde opsporingsambtenaren hebben toegang tot alle plaatsen, waar werknemers werkzaam zijn of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat een bij deze wet strafbaar gesteld feit wordt gepleegd. Wordt hun de toegang geweigerd of belemmerd, of wordt op hun aanmelding tot toelating niet geantwoord, dan verschaffen zij zich die desnoods met behulp van de sterke arm.
Is de plaats tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij deze tegen de wil der bewoners niet binnen dan op algemene of bijzondere last van de Officier van Justitie of de Districts-Commissaris en niet dan in tegenwoordigheid van de betreffende ambtenaar.
Van dit binnentreden wordt door hem procesverbaal opgemaakt en binnen tweemaal vier en twintig uren aan degenen, in wiens woning is binnengetreden, in afschrift medegedeeld.

Artikel 14

1. De werkgever is gehouden een vacantieregister aan te leggen, waarin ten aanzien van elke werknemer wordt aangetekend de naam, voornamen, geboorte-datum, datum van indiensttreding, datum van ontslag, de tijdstippen waarop vacanties zijn genoten, alsmede de vacantietoelagen die zijn uitgekeerd.
2. De aantekeningen met betrekking tot de vacantie en de vacantietoelage moeten geschieden door of vanwege de werkgever telkens binnen een week, nadat vacantiedagen door de werknemer zijn genoten.
3. Het vacantieregister dient jaarlijks door de werknemer ondertekend te worden, ten blijke dat hij de in het eerste lid bedoelde vacanties en de daarbij behorende vacantietoelagen heeft genoten.
4. De werkgever is gehouden het vacantieregister te allen tijde op aanvraag te vertonen aan de in artikel 13 eerste lid genoemde ambtenaren.

Artikel 15

Indien partijen ten aanzien van de toepassing van de bepalingen in deze wet betreffende de vacantie of de vacantietoelage niet tot overeenstemming kunnen komen, beslist de Directeur.
1 Zie art. 134 Wetboek van Strafvordering (S.B. 1977 no. 94).

STRAFBEPALINGEN

Artikel 16
1. Overtreding van hetgeen bij of krachtens deze wet verboden of geboden is, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
2. De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 17

1. Indien een bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld feit gepleegd wordt door een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen de in Suriname gevestigde leden van het bestuur of bij ontstentenis van die leden, tegen de vertegenwoordiger van de rechtspersoon in Suriname.
2. Het bepaalde bij het vorig lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van een rechtspersoon optredende als bestuurder of vertegenwoordiger van een andere rechtspersoon.
3. Geen straf wordt uitgesproken tegen een lid van het bestuur of tegen de vertegenwoordiger, van wie blijkt dat het feit buiten zijn toedoen is gepleegd.

SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 18

De wet van 29 december 1948, houdende bepalingen met betrekking tot het verlenen van jaarlijkse vacantie aan werknemers, aangehaald als "Vacantiewet" (G.B. 1948 No. 177, zoals laatstelijk gewijzigd, bij G.B. 1963 N0. 144) vervalt.

Artikel 19
De onafgebroken diensttijd bij dezelfde werkgever, voorafgaande aan de inwekingtreding van deze wet, wordt voor de toekenning van de jaarlijkse vacantie mede berekend.

Artikel 20

1. Deze wet treedt in werking op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de uitgifte van het Gouvernementsblad waarin zij is geplaatst, is geschied.
2. De bepalingen van deze wet worden voor het eerst toegepast bij het toekennen van vakantie over het alsdan afgelopen kalenderjaar.

Artikel 21

Deze wet kan worden aangehaald als "Vacantiewet 1975".

Keywords

Vakantie verrekening dagen werknemer werkgever