Legal

This database is being updated.

Home - Employee - Employee conditions - Wet Arbeid Kinderen en Jeugdige Personen

Law / Resolution

Wet Arbeid Kinderen en Jeugdige Personen

Level

Laws

Summary

WET van 31 juli 2018, houdende regels inzake het tegengaan van kinderarbeid en het verrichten van arbeid door jeugdige personen. (Wet Arbeid Kinderen en Jeugdige Personen)

DE PRESIDENT VAN DÉ REPUBLIEK SURINAME,

In overweging genomen hebbende, dat in het kader van het harmoniseren van de Surinaamse arbeidswetgeving betreffende kinderarbeid aan de hedendaagse realiteit en eisen alsook de geldende Standaarden, het wenselijk 'is regels vast te stellen met betrekking tot kinderarbeid en arbeid door jeugdige personen;
Heeft, de Staatsraad gehoord na goedkeuring door De Nationale Assemblée, bekrachtigd de onderstaande wet:

Definities
Artikel I
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Minister: de Minister belast met arbeidsaangelegenheden;
b. arbeid: alle werkzaamheden binnen en buiten een onderneming, met uitzondering van werkzaamheden in scholen, rehabilitatiecentra en opvoedingsinstellingen mits deze werkzaamheden een opvoedkundig karakter dragen en niet in de eerste plaats gericht zijn Op het behalen van een economisch voordeel:
c. arbeid van lichte aard: arbeid die door de aard van de taken die Zij
omvat of dc bijzondere omstandigheden waarin deze taken worden uitgevoerd:
i. niet schadelijk iS voor de veiligheid. gezondheid en ontwikkeling van kinderen. en
ii. niet nadelig is voor regelmatig schoolbezoek en mogelijkheden om deel te nemen aan door de bevoegde autoriteit goedgekeurde programma's voor beroepskeuzevoorlichting Of programma's voor beroepsopleiding, op profijt te trekken van het ontvangen onderricht;
d. artistieke optredens: arbeid van lichte aard bestaande uit het doen van uitvoeringen op culturele, artistieke of spoltieve vlak of reclameactiviteiten;
e. periode van 24 opeenvolgende uren;
f. ergste. vormen van kinderarbeid: de omschrijving zoals vervat in artikel 3 van de ILO Conventie inzaké het Voorkomen en het Elimineren van de Ergste Vormen van Kinderarbeid (ILO Conventie no, 182);
g. gezinsbedrijf: een onderneming die in bedrijf is met uitsluitend of voornamelijk leden van een bepaald huishouden;
h. gezinshoof& hoofd van het huishouden waarin het kind verblijft',
i. huiswinkel: winkel die met een woonhuis van een huishouden één geheel vormt en doorthet gezinshoofd wordt geëxploiteerd;
j. jeugdige personen: personen, die de leeftijd van 16 jaar, doch nog niet die van 18 jaar hebben bereikt;
k. kinderarbeid: arbeid welke verboden is te verrichten door kinderen omdat 'het gevaarlijk or schadelijk kan zijn voor de gezondheid, de lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke of maatschappelijke ontwikkeling en het leven van het kind alsmede arbeid welke in str(id is met de ergste vormen van kinderarbeid;
l. kinderen:
i. personen die de leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt;
ii. aan boord van vissersvaartuigen in de zin van de "Zeevisserijwet 1980": personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.
m. leerplichtige leeftijd: de leeftijd waarin kinderen verplicht zijn om onderworpen te Zijn aan onderrichting volgens de onderwijswetgeving;
n. nachtarbeid: arbeid verricht gedurende de tijd tussen 19:00 uur en 06:00 uur, tenzij specifiek anders aangegeven;
o. niet-industriële arbeid van lichte aard: arbeid van lichte aard die niet wordt verricht met of aan mechanische arbeidsmiddeieñ waaraan
onacceptabele veiligheidsrisico's voor een kind of zijn omgeving zijn verbonden:
p. niet-industriële hulparbeid van lichte aard: niet-industriële arbeid van lichte aard die bestaat uit het verlenen van hand en spandiensten, waarbij geen spraké is van zelfstandige. productiearbeid en waarbij nadrúkkelijk toezicht wordt. gehouden;
q. schoolweek: een week waarin op één of meerdere dagen onderwijs wordt gevolgd:
r. stage: een leetperiode alŠ onderdeel van het onderwijsprogramma:
s. schoolvakantieperiode: een periode waarin geen onderwijs wordt gevolgd en verzorgd;
t. vakscholing: een opleiding verzorgd door een organisatie vallende onder of erkend door de overheid gericht op hel onderrichten in technisch eu beroepsonderwijs;
u. week: een periode van 7 opeenvolgende dagen;
v. werkgevers: werkgevers in dc zin van artikel 1613 a van het Burgerlijk Wetboek:
w. werknemers: werknemers in de zin van artikel 1613 a van het Burgerlijk Wetboek;
x. schoolbezoek: het aanwezig zijn op openbare of particuliere scholen voor basisonderwijs; voortgezet onderwijs op juniorenniveau of voortgezet onderwijs op seniorenniveau en participeren aan het onderwijs;
y. schooldagen: dagen waarop volgens het ministerie belast met de zorg voor onderwijs, onderwijs moet worden gevolgd of met het onderwijs verband houdende activiteiten worden ontplooid waaraan het kind verplicht is te participeren;
z. niet-schooldagen: dagen buiten de schooldagen.

Artikel 2
1. Deze wet is niet van toepassing incidentele arbeid of arbeid van korte duur betreffende:
a) werkzaamheden in een gezin, of
b) licht werk dat niet als schadelijk, nadelig or gevaarlijk. beschouwd wordt in het algemeen en in het bijzonder voor kinderen of jeugdige personen' in het. gezinsbedrijf of in traditionele woon- leefgebieden van in stamverband levende volken, waar kinderen onderricht wotdcn in traditionele vaardigheden voor levensonderhoud.
2. Waar de wet toelaat dat kinderen of jeugdige personen onder voorwaarden arbeid mogen verrichten. is de werkgever of het hoofd van lict gezill verplicht zorg IC dragcn voor;
a) goede uitrustingœn inrichting van arbcidsomgcving en arbeidsplaats
b) afwezigheid van blootstelling aan fysische, biologische en chemische agentia;
c) goede ordening, keuze gebruik 'van werkuitrusting, met name tegen agentia, machines, apparatuur en toestellen, en de bediening daarvan;
d) goede regeling van de exacte wijze waarop de arbeid moet worden verricht;
e) niveau van opleiding en voorlichting van de kinderen of jeugdige
personen;
f) dat het werk geen hinder veroorzaakt voor het schoolbezoek.
3. De werkgever en het hoofd van het gezin lichten de kinderen en jeugdige personen in over mogelijke risico's en over alle maatregelen ter bescherming van hun veiligheid en gezondheid.
4. De arbeidsovereenkomst met de kinderen en jeugdige personen zoak3 toegestaan in deze wet dient schriftelijk te worden aangegaan, waarbij de ouders of verzorgers meetekenen.

Artikel 3
1. Het is werkgevers, hoofden en bestuurders van ondernemingen, ouders en/of voogden of personen aan wie de zorg van een kind is toevertrouwd verboden het kind al dan niet tegen loon arbeid te doen verrichten, anders dan bepaald in deze wet.
2. Werkgevers, hoofden en bestuurders van ondernemingen, ouders en/of voogden of personen aan wie de zorg van een kind en jeugdige persoon is toevertmuwd verplicht erop toe te zien dat het kind dat onder ziin toezicht is geplaatst, geen kinderarbeid verricht.
3. Werkgevers zijn verplicht gegevens over de leeftijd en de namen van hun werknemers en degenen die in het bedrijf zijn voor vakscholing of training, bij te houden en zich ervan te vergewissen, dat deze gegevens correct zijn.
4. Een ieder die kennis draagt van de overtreding van de bepalingen van deze wet is gerechtigd doch draagt ook de plicht om zulks te melden bij dé autoriteiten belast met het toezicht en de opsporing als genoemd in de artikelen 16 en 17.
Niet-industriëlc hulparbeid door 13- en 14-jarigen

Artikel 4
1. Het is onder dé in de leden 2 tot en met 4 gestelde voorwaarden toege;taan dat kihderen die de leeftijd van dertien (13) jaar hebben bereikt maar de leeftijd van vijftien (15) jaar nog niet, niet-industriële hulparbeid van lichte aard verrichten.
2. Voor het verrichten van arbeid zoals genoemd in lid I gelden de volgende voorwaarden:
a. op zondag wordt geen arbeid verricht;
b. er wordt een onafgebroken rusttijd van ten minste 14 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren in acht genomen, waarin de periode tussen 19,00 uur en 07.00 uur in de schoolweek en 21.00 uur en 07.00 uur in de vakantieweek begrepen is;
c. de arbeid wordt verricht voor niet langer dan 10 uren per week en ten hoogste 3 uren per dag in de schoolweek; tijdens schooldagen en 7 uren per dag op niet-schooldagen en 35 uren per week en 7 uren per dag in de vakantieweek.
3. 'Voor het verrichten van arbeid tijdens, de schoolweek en de vakantieweek geldt dat de arbeid op nietmeer dan ten hoogste 5, dagen wordt verricht.
4. De arbeid tijdens de vakantieperiode mag gedurende ten hoogste 4 vakantieweken per jaar worden verricht, waarvan ten hoogste 3 vakantieweken aaneengesloten.
5. De voorwaarden gesteld in de leden 2 tot en met 4 gelden ook voor:
a) het oppassen op kinderen in het eigen huishouden;
b) het wassen van auto's van derden:
c) hulparbeid van lichte aard in de landbouw of in een huiswinkcl verricht door eetl eigen, aangehuwd, pleeg- of adoptiekind dat in dat woonhuis inwoont.
6. Bij staatsbesluit worden de vormcn van lichtc arbeid aangegeven die door kinderen die de leeftijd van 13 jaar rccds hebben bereikt, mogen worden velTicht, afsmedc de vormen van thirhcicl die niet vŽfflen onder arbeid van lichte aard
Niet-industriële arbeiddoor 15-jarigen

Artikel 5
1. Het is onder de in de leden 2 tot met 5 gestelde voorwaarden toegestaan dat kinderen die de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt, niet-industriële arbeid van lichte aard verrichten.
2. Voor het verrièhten van arbeid zoals genoemd in lid 1 gelden de volgende voorwaarden:
a. op de zondag wordt geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit dé aard van de arbeid voortvloeit, zulks is overeengekomen en indien de ouders of verzorgers daarmee instemmen;
b. indien op zondag arbeid wordt verricht, wordt op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
c. op ten minste 4 zondagen in elke periode van 13 achtereenvolgende weken in de schoolperiode wordt geen arbeid verricht;
d. arbeid wordt op niet meer dan ten hoogste 5 dagen per week verricht;
e. er wordt een onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren in acht genomen, waarin de periode tussen uur en 07.00 uur in de schoolweek en 21,00 uur en 07.00 uur in de vakantieweek begrepen is.
3. De arbeid wordt verricht voor niet langer dan 12 uren per week, waarvan ten hoogste 3 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 8 uren per dag op andere dagen in de schoolperiode.
4. De arbeid in de vakantieperiode wordt niet langer dan 40 uren per week verricht en ten hoogste 8 uren per dag.
5. Tijdens de vakantieperiode vati ten hoogste 6 vakantieweken mag ten hoogste 4 vakantieweken arbeid worden verricht.

Stage en vakscholing
Artikel 6
1. Het is een kind van 14 jaar en ouder toegestaan arbeid van lichte aard te verrichten in het kåder van een stage of vakscholing.
2. Voor het verrichten van arbeid zoals genoemd in lid I gelden de volgende voorwaarden:
a. op de zondag wordt geen arbeid verricht;
b. er geldt een onafgebroken rusttijd van ten minste 14 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en uur begrepen is;
c. de arbeid wordt verricht voor niet langer dan 35 uren per week, dagen per week en ten hoogste 7 uren per dag.
3. Bij de berekening van de arbeidstiid zoals- genoemd in lid 2 wordt ook de tijd waarop het kind onderwijs volgt of pleegt te volgen, in acht genomen,
4. In het kader van de arbeid genoemd in lid I wordtouderarbeid van lichte aard mede verstaan arbeid waarbij door een kind permanent persoonlijke beschermingsmiddelen moetea worden gedragen.

Artistieke uitvoeringen
Artikel 7
De Dienst Arbeidsinspectie vaardigt richtlijnen uit voor werkgevers, ouders en verzorgers ter zake arbeid van lichte aard waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen 13- en 14- jarigen en l5-jarigen, met betrekking tot:
a. de maximale werktijden per dag en per week;
b. het verrichten van arbeid op de zondag en in de avond;
c. de verplichte rusttijden;
d. de verplichte aanwezigheid van en supervisie en begeleiding door het toezichthoudend personeel, de ouders en de verzorgers tijdens de arbeid.

Uitzondering door Arbeidsinspectie voor 15-jarigen
Artikel 8
1. De Dienst van de Arbeidsinspectie rnagvoor kind van 15 jaar ontheffing verlenen tot het verrichten van niet- industriele arbeid van lichte aard op gezamenlijk verzoek van de werkgever en een ouder ofverzorger, indien aan het kind ook ontheffing is verleend van de leerplicht.
2. De Diensc van de Arbeidsinspectie verleent dc ontheffing ouder de volgende voorwaarden:
a. op de zondag wordt geen arbeid verricht. behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en zulks is overeengekomen en indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen:
b. indien arbeid verricht wordt op de zondag, wordt op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
c. er wordt geen arbeid verricht op ten minste 4 zondagen in elke periode van 13 achtereenvolgende weken;
d. de arbeid wordt verricht voor niet langer dan 40 uren per week, 5 dagen per week en ten hoogste 8 uren per dag;
e. er geldt een onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is.

Rust en overwerk
Artikel 9
1. In de gevallen waar arbeid is toegestaan voor kinderen die de leeftijd van 13 jaar reeds hebben bereikt, neemt het kind een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten na 4,5uur aaneengesloten arbeid,
2. in de gevallen waar arbeid is toegestaan voor kinderen die de leeftijd van 13 jaar reeds hebben bereikt, is overwerk verboden,

Samenloop van vormen van niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard
Artikel 10
1. Bij de samenloop van de arbeid genoemd in de artikelen 6 en 7 en andere vormen van (hulp)arbeid gelden de voorwaarden die bij de betreffende artikelen zijn gesteld.
2. Nadere regels met betrekking tot samenloop worden bij staatsbesluit vastgesteld.

Jeugdige personen Artikel 11
l. Het is werkgevers, ouders en/of voogden of personen aan wie de zorg van een jeugdige persoon is toevertrouwd, verboden hem al dan niet tegen loon nachtarbeid te doen verrichten of arbeid die gevaarlijk is voor de gezondheid, de zedelijkheid of het leven.
2. De arbeid die toegestaan is voor jeugdige personen mag verricht worden voor maximaal 8 uren per dag en 40 uren per week.
3. Op het bepaalde in dit artikel is het Besluit Gevaarlijk Arbeid (SB. 2010 no. 175), ten aanzien van arbeid dat als gevaarlijk wordt beschouwd, van toepassing.

Beroepsmogelijkheid
Artikel 12
1. Tegen elke beschikking van of vanwege het Hoofd der Arbeidsinspectie ingevolge deze weti kan de belanghebbende 'binnen 14 dagen, nadat dc beschikking aan hem is uitgereikt, in beroep gaano bij de Minister,
2. Beroep op dc Minister is ook mogelijk, indien niet binnen redelijke tijd door, of vanwege het Hoofd der Arbeidsinspectie op een ingediend verzoek is beslist.
3. Wordt in hoger beroep de beschikking gewijzigd, dan treedt de gewijzigde beschikking in de plaats van die, waartegen beroep was ingesteld.
4. Indien de beschikkings waartegen beroep is aangetekend, intrekking van een tevoren reeds verleende toestemming inhoudt, heeft het beroep schorsende kracht.
5. In alle andere dan de in lid 4 bedoelde gevallen iheeft het beroep geen schorsende kracht.

Verbodsbepalingen
Artikel 13
1. Het is verboden werkzaamheden, strijdig met het bij, of krachtens deze wet bepaalde, te verrichten of te doen verrichten.
2. Van de bij, of krachtens deze wet gegeven bepalingen, mag niet bij overeenkomst worden afgeweken. Een beding, strijdig met deze bepaling, is nietig.

Aansprakelijkheid
Artikel 14
1. De werkgever en het hoofd of de bestuurder van een onderneming is verplicht te zorgen, dat in die onderneming geen werkzaamheden worden verricht in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2. Het hoofd of de bestuurder van een onderneming is verplicht elk voorschrift na te leven en ervoor zorg te dragen dat elke voorschrift en voorwaarde, krachtens deze wet vastgesteld bij staatsbesluit of bij een beschikking van de Minister, dan wel het Hoofd der Arbeidsinspectie wordt nageleefd.
3. Het hoofd of de bestuurder van een onderneming is verplicht te zorgen dat bii zijn. ontstentenis of afwezigheid een toezichthouder wordt aangewezen.
4. Gelijke verplichting, als bedoeld in de leden i, 2 en 3rust op het toezichthoudend personeel, voor zover het personeel door het hoofd of de bestuurder is belast met de zorg voor de naleving van deze bepalingen.
5. De wettelijke vertegenwoordiger van een kind of het hoofd van het gezin, waarin een kind wordt opgevoed, is eveneens aansprakelijk voor werkzaamheden door dat kind verricht in strijd met deze wet,
6. Aan de verplichting van het hoofd or de bestuurder en zij die op dat moment de werkgever vertegenwoordigen of het, toezichthoudend personeel, clan wel van de weltehjke vertegenwoordiger of het hoofd van het gezin, waarin een kind wordt opgevoed, wordt geacht Ie zijn voldaan, wanneer zij aantonen, dat door hen de nodige bevelen zijn gegeven, de nodige maatregelen zijn genomen, de nodige middelen Zijn verschaft en het redelijkerwijze te vorderen toezicht is gehouden om de naleving te verzekeren van de bepalingen voor welker naleving zij verplicht waren te zorgen.

Strafbepalingen
Artikel 15
1. Degene die niet voldoet aan de verplichtingen ingevolge het bepaalde in artikel 2 leden 2 en 3, artikel 3 lid I, artikelen 4, 5 en 6, artikel 7 leden 2, 3 en 4 en de artikelen 10, 12, 13 en 14 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van de vierde categorie hetzij met één van beide straffen.
2. Indien tijdens het plegen van een overtreding. als bedoeld in lid l nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere onherroepelijke veroordeling van de schuldige gestraft met hechtenisvan ten hoogste een jaar en geldboete van de vijfde categorie, hetzij met éénvan beide straffen.
3. Het bepaalde in de leden I en 2 is niet van toepassing op het kind en de jeugdige.
4. De in lid I strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 16
1. Het bepaalde in aflikel 15 leden I en 2 vindt. ten aanzien van de wettelijke vertegenwoordiger of het hoofd van het gezin en onverminderd het bepaalde in artikel (4 lid 6 slechts toepassing, indien ter zake die overtredingen, naar de daarbij betrokken gezinnen en kinderen of' jeugdigen door de in lid 4 genoemde instantie eerst een uitgebreid sociaal-, maatschappelijk onderzoek wordt ingesteld.
2. Door de in lid I bedoeld bevoegde instantie wordt ter zake het onderzoek, een rappolt uitgebracht.
3. Voor zover uit het in lid I bedoelde onderzoek is komen vast te staan dat bedoelde overtredingen zijn ingegeven dan wel het gevolg zijn geweest van de sociaal- maatschappelijke omstandigheid waarin het daarbij betrokken gezin, het kind of de jeugdige is gedwongen; vindt het, bepaalde in artikel 15 geen toepassing en worden door de daartoe bevoegde instanties. onder meer de volgende maatregelen getroffen:
1. sociaal maatschappelijke ondersteuning van het gezin, het kind of de jeugdige. waardoor het kind of de kinderen in het gezin in hun levensonderhoud kunnen voorzien, zonder dat zij arbeid hoeven te verrichten;
2. individuele- en gezinsbegeleiding, opvang en andere ondersteuningsmaatregelen van de daarbij betrokken kinderen of jeugdigen.

4. in verband met in lid I bedoeld sociaal- maatschappelijk onderzoek wordt door de Minister van Sociale Zaken en Volkshuisvesting een vaste commissie ingesteld bestaande uit personen met deskundigheid op het gebied varv gezinsbegclciding4 onderwijs en volksgezondheid. Door de Minister van Sociale Zaken en Volkshuisvesting worden ten behoeve van de commissie in verband met het door deze uit te voeren sociaalmaatschappelijk onderzoek, personele en andere voorzieningen getroffen.

Toezicht en opsporing
Artikel 17
Het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is opgedragen aan het

Hoofd van de Arbeidsinspectie en de arbeidsinspecteurs.
Artikel 18
Met de opsporing van de feiten strafbaar gesteld bij artikel 15 zijn, behalve de bij of krachtens artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, tevens belast het Hoofd van de Arbeidsinspectie en de arbeidsinspecteurs, alsmede de door de Minister daartoe aangewezen ambtenaren.

Overgangsbepaling
Artikel 19
Voor het geval bi_i de inwerkingtreding van deize wet er handhavingszaken aanhangig zijn gebaseerd op der Arbeidswet 1 963, zullen deze volgens laatstgenoemde wet worden afgehandeld.

Slotbepalingen
Artikel 20
Met de inwerkingtreding van deze wet komen de artikelen I sub g en h, 17, 18, 19, 20, 20a en 21 van de Arbeidswet (G.B. 1963 no. 163, zoals laatstelijk gewijzigd bij SB 2001 no. 71) te vervallen.

Artikel 21
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Arbeid Kinderen en Jeugdige Personen.
2. Zij wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.
3. Zij treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar atkondiging.
4, De Minister belast met arbeidsaangelegenheden wordt belast met de uitvoering van deze wet,

Gegeven te Paramaribo, de 3 juli 201 8,
DESIRÉ D. BOUTERSE
Uitgegeven te Paramaribo, de 20ste augustus 2018 De Minister van Binnenlandse Zaken,
M.M.F. NOERSALIM

Keywords

kinderen jeugdigen personen 15 16 14 arbeid werkzaamheden gezin korte duur arbeidsplaats leeftijd vakantieperiode rust aansprakelijkheid